Natuurbeleid


De natuur lijkt op het eerste gezicht een vaste, onveranderlijke waarde, die mensen houvast biedt in een roerige wereld. Toch verandert ook de natuur voortdurend, vooral onder invloed van de mens, maar ook door ecologische en biologische processen. Deze pagina gaat uitgebreid in op die wisselwerking tussen natuur en mens, toegespitst op de situatie in Nederland.

Nederlandse natuur in vroeger eeuwen

Tot pakweg 1800 bestond Nederland grotendeels uit wildernis. Woeste, onontgonnen gebieden noemde men ‘onland’, letterlijk: geen land. De natuur was niet iets waar je vrijwilig verkeerde. Door wilde dieren en verraderlijke moerassen was van genieten geen sprake.

In de 19e eeuw verdween de meeste wildernis. Boeren en grondeigenaren bewerkten het land. Voor zover er toen al sprake was van natuurbeheer, was dat vooral een privézaak. De overheid had er weinig mee van doen.

Vanaf 1900 deed een nieuw verschijnsel zijn intrede: ruilverkavelingen. Deze waren noodzakelijk geworden omdat door aankoop, verkoop en overerving de boerengronden steeds meer versnipperd raakten. De ruilverkavelingen hadden helaas dramatische gevolgen voor het landschap: eeuwenoude voetpaden en natuurlijke elementen als beekjes en houtwallen gingen op de schop.

Vanaf 1950 werd duidelijk dat ruilverkavelingen, industrialisering en grootschalige huizenbouw hun tol begonnen te eisen: 70 plantensoorten waren uitgestorven en nog eens 500 bedreigd. Door milieuvervuiling gingen natuurgebieden kwalitatief en kwantitatief achteruit.

De ideale natuur: Veronica of Verkade?

Pas in de jaren 60 werd natuurbeheer voor het eerst een politieke kwestie. Duidelijk was dat er iets moest gebeuren, maar wat? Een extra complicatie is dat er veel soorten natuur zijn. De een denkt aan een dicht eikenbos, anderen aan mooie bloemenvelden of een kronkelende beek en weer anderen aan ruige duingebieden. Maar wat voor natuur willen we eigenlijk hebben?

Wetenschappers zijn er nog niet over uit hoe de ideale natuur eruit zou moeten zien. Hun discussies zijn soms moeilijk te volgen, omdat ze veel kennis van biologie en ecosystemen vragen. Toch duiken in het wetenschappelijke debat twee belangrijke ideaalbeelden steeds weer op: de oernatuur en het pastorale landschap. De Wageningse hoogleraar Jozef Keulartz noemt deze twee visies met lichte scherts ook wel de ‘Veronica- en de Verkade-natuur’. De meeste wetenschappelijke visies op natuur en landschap zijn wel te herleiden tot varianten van deze twee.

Met oernatuur bedoelt men de natuur waar geen enkel spoor van menselijk ingrijpen is te zien. Zeg maar de natuur zoals die er duizenden jaren geleden was. Het is een spectaculaire natuur van ondoordringbare wouden, wilde dieren en ruige landschappen.

Het pastorale landschap is een stuk lieflijker. Het is een landschap met een volmaakte harmonie tussen natuur en cultuur. Menselijke sporen zijn alleen zichtbaar in de vorm van voetpaden, dijken, akkers, eenvoudige boerderijen en hun levende have zoals koeien, geiten en kippen. Voor het pastorale landschap moeten we teruggaan tot het Nederland van rond 1850, voor de introductie van grootschalige industralisering. De natuur uit deze tijd wordt alom beschouwd als de mooiste uit de Nederlandse geschiedenis.

Natuurbeschermingswet

Tot zover de theorie. De praktijk valt behoorlijk tegen, althans in Nederland. Nederland bestond ooit grotendeels uit moerassen, maar niemand zal deze levensgevaarlijke oernatuur graag terug willen. En na 1850 hebben grootschalige industrialisering en huizenbouw Nederland te ingrijpend veranderd om een terugkeer naar het pastorale landschap mogelijk te maken.

Wie toch nog wat van de Nederlandse natuur wil redden, zal een stuk pragmatischer te werk moeten gaan. In 1968 deed de overheid een eerste stap door het invoeren van een natuurbeschermingswet. De wet maakte het mogelijk om bepaalde gebieden of diersoorten te beschermen.

Ook begon de overheid met het instellen van nationale parken. Er waren weliswaar al twee nationale parken, maar die waren particuliere initiatieven: Nationaal Park Veluwezoom en Nationaal Park de Hoge Veluwe.

Inmiddels zijn er rond de 20 nationale parken ingesteld, zie het overzicht www.nationaalpark.nl. En er volgen nog meer. Nieuw is ook de benoeming van een Nationaal Landschap: de Drentsche Aa.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Toch is het niet voldoende om afzonderlijke natuurgebieden te beschermen. Dieren kunnen niet van het ene gebied naar het andere. Dat heeft uiteindelijk tot gevolg dat de soortenrijkdom afneemt.

In 1990 presenteerde het ministerie van LNV zijn Natuurbeleidsplan. Kern van het plan was het opzetten van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zeg maar een lint van natuurgebieden in Nederland. De bedoeling was om zo’n 50.000 ha grond op te kopen, er nieuwe natuur van te maken en hiermee de bestaande natuurgebieden aaneen te rijgen.

Zo zou in 30 jaar tijd een samenhangend natuurnetwerk ontstaan, dat het voortbestaan van de belangrijkste ecosystemen garandeert en bovendien zorgt voor een grotere rijkdom en variatie aan planten en dieren.

De EHS in de praktijk

De Ecologische Hoofdstructuur is in de praktijk een moeizaam proces, waarin alle resultaten stapje voor stapje worden behaald. Het belangrijkste middel om nieuwe natuurgebieden te maken is grond te kopen van boeren. Daarna moet het stuk land helemaal op de schop, want natuur komt er niet vanzelf en bovendien zit er vaak nog veel mest in de bodem.

Boeren staan hun grond lang niet altijd vrijwillig af. Vaak komt er een moeizame onteigeningsprocedure aan te pas. Organisaties als Natuurmonumenten kopen daarom ook gronden buiten de Ecologische Hoofdstructuur in. Die kunnen ze dan ruilen met die van de boer. Dit scheelt veel bureaucratische rompslomp; niet zelden gaat de boer er zelfs op vooruit.

Hoewel er na 1990 al duizenden hectaren grond zijn verworven, ligt de ontwikkeling van de EHS achter op schema. Een groot deel is al gerealiseerd, maar het lijkt erop dat de EHS niet binnen de geplande 30 jaar tot stand zal komen.

Agrarisch natuurbeheer

Naast het aankopen en ruilen van grond is er nog een andere manier om nieuwe natuur te ontwikkelen. Sommige boeren bieden zélf aan om een deel van hun grond om te vormen naar natuurgebied. Dit noemt men ‘agrarisch natuurbeheer’, of ook wel ‘particulier natuurbeheer’.

Agrarisch natuurbeheer heeft verschillende voordelen. Voor boeren is natuurbeheer een aardige bijverdienste, want ze krijgen daarvoor subsidie van de overheid. De lokale bevolking is blij, want nieuwe natuur trekt recreanten. En de overheid is blij, want agrarisch natuurbeheer leidt tot nieuwe natuur zonder dat er moeizame onteigeningsprocedures aan te pas komen.

Er is ook een belangrijk nadeel. De percelen waarop boeren hun eigen nieuwe natuur ontwikkelen sluiten lang niet altijd aan bij de geplande Ecologische Hoofdstructuur. De EHS is bedoeld om versnippering van de Nederlandse natuur tegen te gaan, maar agrarisch natuurbeheer kan die versnippering in sommige gevallen juist in de hand werken.

Het zal duidelijk zijn dat agrarisch natuurbeheer vanwege deze plussen en minnen fervente voor- én tegenstanders heeft. Het laatste woord is er nog niet over gezegd.

© Wessel Zweers, Laterna Media - fotografie: Alexandre Duret-Lutz