Rietveld
(Volkskrant, rubriek NL, 1 april 1999, ongeredigeerde versie)
———-
Trrriiing.
Nogal abrupt ontwaak ik uit mijn ochtendkrant. Wie zou er op dit vroege uur aanbellen?
“Goedemorgen, geeft u ook rondleidingen in dit huis?”
“Ehhh… rondleidingen?!”
“Ja, Rietveld, die van die stoel, is toch hier geboren?”
“Ja, dat wel, maar…”
———-
Wie in het geboortehuis van een bekende Nederlander woont, is veroordeeld tot een dubbelleven. Je bent niet alleen bewoner, maar vooral ook de portier van een historische bezienswaardigheid. Voorbijgangers gluren door het raam naar binnen. In de supermarkt word je door vreemden aangesproken, niet zozeer omdat jij zo interessant bent, maar vooral vanwege dat ene huis. Zelfs de buurtkrant komt langs, op zoek naar de schim van iemand die je zelf nooit hebt gekend en waar je bijna niets van afweet.
Die portiersfunctie heeft natuurlijk ook leuke kanten. Zo bleek op een winterse vrijdagavond dat Rietveld niet de enige was die in dit huis het eerste levenslicht zag. Een Amersfoortenaar die hier in de jaren ’50 was geboren, besloot om met vrouw en kroost nog eens langs het huis van zijn kinderjaren te rijden. Hé, wat hangt daar voor iets vreemds naast de deur? Hij stapte uit de auto en zal de verrassing van zijn leven hebben beleefd. Zonder dat hij het ooit had geweten, bleek zijn geboortehuis ook de plaats waar een halve eeuw eerder de wieg had gestaan van een wereldvermaarde kunstenaar.
Gek genoeg is de bijzondere status van dit huis nog maar een paar jaar bekend. Een van de vorige bewoonsters, een studente kunstgeschiedenis, deed in het gemeentearchief de verrassende ontdekking. De pasgeboren Rietveld heeft hier niet lang gewoond, hooguit enkele maanden. Toch was dit voor de ANWB voldoende reden om een plaket op de voorgevel te bevestigen. Begin april 1994 vond dit met enig ceremonieel plaats, precies één maand voordat ik mijn intrek zou nemen in dit oude Utrechtse arbeidershuisje.
Daarna kwam mijn verhuizing. Voor iemand met een diepgewortelde afkeer van sleur en middelmaat was dat toch wel even slikken, verkassen naar een rijtjeshuis. Afijn, ik had me al met mijn lot verzoend – zoveel woonruimte is immers niet te versmaden – toen ik op de dag van de verhuizing voor het eerst het Rietveld-bord naast de voordeur zag. Sindsdien heb ik een haat/liefde-verhouding met Rietveld. Hij zal altijd een vreemde voor mij blijven, maar juist hij is degene die de banaliteit van een rijtjeshuis voor mij dragelijk maakt.
———-
Een zonnige zaterdagmiddag. Buiten op straat weerklinken trage voetstappen. Twee schimmen passeren het raam. Plotseling staan ze stil.
“Gut Jan, hier is Gerrit Rietveld geboren”, kraait een oude vrouwenstem.
“Gerrit wie?”, gromt een monotone brombeer terug.
“Gerrit Rietveld, je weet wel, die van die stoel.”
“Stoel? ‘k Zou best wel ’s effe willen zitten.”
En vermoeid sjokken ze weer verder. Ik trek de voordeur stiekem open. Met een brede grijns zie ik de twee hoofdrolspelers van dit mini-hoorspel nog net om de hoek verdwijnen.
———-
Wessel Zweers, Utrecht
Laatste reacties