Een strandwandeling op het dak van de Andes
Het andere Chili
Pinochet en Patagonië, dat zijn de eerste associaties die Chili oproept bij de modale reiziger. Een inmiddels achterhaald beeld: het dictatoriale regime is verleden tijd en landschappelijk gezien heeft dit 4000 km lange land veel meer te bieden dan bossen en ijsformaties. Bijvoorbeeld de sprookjesachtige landschappen van het Parque Nacional Lauca. Dit natuurreservaat, ingeklemd tussen de Andes en de Atacama-woestijn, is het decor van tweelingvulkanen, flamingo’s, vicuña’s, zwart zand en meertjes met kerriekleurig water.
(tekst: Wessel Zweers; gepubliceerd in Op lemen voeten 1997/1)
“Are you sure you want to stay here? There are only fifteen people living here!” Het is waar, Parinacota is een godverlaten gehucht halverwege de weg van niets naar nergens. Terry, mijn Canadees/Italiaanse reisgenote, vindt het maar niks dat ik hierop mijn zinnen heb gezet. Maar toch doe ik het. “Well, then I am number sixteen.” Ik hijs mijn rugzak uit het busje en neem afscheid van haar en de andere passagiers.
Als laatste groet ik de chauffeur, maar die laat me niet zomaar gaan. Met zijn quasi-droevige hondenogen slaat hij een arm over mijn schouder en hevelt ondertussen een flinke portie cocabladeren over van zijn jaszak naar de mijne. Zo jongen, heb jij wat te makken de komende dagen, is de stille boodschap. Zijn gebaar komt uit een groot hart. Mensen met cocabladeren zijn mensen met vrienden – niet alleen in buurland Bolivia, waar het kauwen op cocabladeren een nationale hobby is, maar ook hier in het Parque Nacional Lauca, net over de grens in Chili.
Met één passagier minder vertrekt het busje weer. Ik loop richting het prachtige witte 17e-eeuwse koloniale kerkje van Parinacota. Daar sta ik dan, met in mijn rugzak een volledige kampeeruitrusting, een wereldontvanger, een EHBO-kit en genoeg eten voor een week. Ik lijk wel gek.
De refúgio is snel gevonden. Dit is het kantoor van de CONAF, de Chileense overheidsorganisatie die alle nationale parken beheert. En daar is de dienstdoende beheerder. Even kennismaken. Zijn naam is onverstaanbaar – Chilenen zijn ongekend rappe praters – dus voor het gemak doop ik hem gewoon maar ‘Pedro’. De eerste verrassing: er kamperen hier nog meer trekkers. En daarbij zal het niet blijven. Even later stapt een hele groep Hollanders op ons af. Het zijn deelnemers van een Nederlandse wandelreis-organisatie, die gezien haar naam overigens eerder in Azië thuishoort. Vannacht kamperen ze in het Lauca-park en morgen razen ze alweer verder naar kustplaats Iquique. Al met al ontstaat een heel kampement aan weerszijden van de refúgio. Bij elkaar tel ik zo’n vijftien trekkers. Vijftien? Warempel, Terry heeft gelijk gekregen met haar ‘fifteen people’, zij het op een iets andere manier dan ze had bedoeld.
Alles is anders
Een droge strot, dat is de eerste gewaarwording bij het wakker worden de volgende ochtend. Geen wonder, we zitten hier op meer dan vier km hoogte. Ik grijp naar mijn veldfles, maar er komt geen water uit. Het water is bevroren. Mijn thermometertje is onverbiddelijk: binnen de tent vriest het maar liefst dertien graden. Geen temperatuur om uit mijn warme slaapzak te komen, dus blijf ik nog maar even liggen totdat de Chileense zon mijn tentje komt ontdooien.
Maar niet voor lang. Opeens begint de grond te trillen en schokt het tentdoek heen en weer. Een vulkaanuitbarsting? De geest van Pinochet? Niets van dit alles. Het is een kudde galopperende vicuña’s – een klein soort llama’s – die rakelings langs de tent huppelt. Vicuña’s zijn zeer geliefd om hun zachte vacht, wat ook bijna hun ondergang had betekend. Nog maar 25 jaar geleden waren ze zo goed als uitgeroeid door gretige jagers. Tijd om in te grijpen. De Chileense overheid kondigde een jachtverbod af, met ongekend succes: alleen al in dit Parque Nacional Lauca lopen alweer meer dan 25.000 vicuña’s rond. Chili heeft inmiddels grootse plannen om hun wol op grote schaal te exporteren en zodoende zelfs door te dringen tot het Europese modebeeld. Maar het jachtverbod op vicuña’s heeft ook een keerzijde. Veel Aymara-indianen werden gedwongen hun bestaansmiddelen in steden als Arica en Santiago te zoeken. Anno 1996 wonen in Parinacota nog slechts vier families en zijn veel huizen in troosteloze ruïnes veranderd.
Die ruïnes laat ik maar snel achter mij als ik te voet de omgeving ga verkennen. Een jeepspoor leidt het schilderachtige indianendorpje uit en voert door een duinachtig landschap met harde graspollen en rotspartijen. Het lopen valt niet mee. De lucht is ijl en het zand onder mijn schoenen rul. Bijna twee uur loop ik in de richting van de meer dan 6000 m hoge tweelingvulkanen, Volcán Parinacota en Volcán Pomerape, en kom uit bij de Laguna de Cotacotani, een verzameling meertjes met honderden flamingo’s. De entourage is vervreemdend. Het lijkt hier wel een strand – en dat nog wel bovenop het dak van de Andes. Nog vreemder wordt het als blijkt dat de meertjes verschillende kleuren hebben. Alle tinten blauw zitten daartussen, maar ook rood, groen en zelfs kerriegeel.
Alles is anders in de Andes.
De zon is anders: die staat hier in het noorden en draait van rechts naar links.
De maan is anders: de maansikkel staat niet rechtop, zoals in Nederland, maar is gekanteld.
De sterren zijn anders: geen Grote Beer of Poolster, maar het melkwegstelsel schittert zoals we dat in Europa amper kennen.
De kleuren zijn anders: de rotsen zijn geel, oudroze, steenrood en bruin. En nabij de dreigende tweelingvulkanen is het zand zelfs helemaal zwart.
Maar bovenal: het licht is anders in de Andes. Midden op de dag staat de zon recht boven de aarde en is alles fel en flets. In de tweede helft van de middag worden de kleuren warmer en groeien er contrasten in het landschap. Langzaamaan ontstaat een fascinerend mimespel van oneindig traag bewegende schaduwen, dat voortduurt tot het moment dat de zon definitief achter de einder zakt. “Het spel van licht en schaduw”, zoals Terry het ooit zo mooi formuleerde.
Mañana
De verkenning gaat verder, richting de twee vulkanen. De vegetatie wordt schaarser, het zand steeds zwarter. Het is duidelijk: hier begint het territorium van de ongenaakbare tweeling. Ondanks de gratis entree lijkt menselijk bezoek niet erg welkom in dit verkoolde landschap. Wat nu? Afzwenken naar het oosten? Halverwege de middag bereik ik Lago Chungará, een van de hoogste meren (4500 m) ter wereld. Ook dit meer wordt omringd door stranden, met alle denkbare kleuren tussen gebroken wit en donkerbruin. Het is gevuld met smeltwater van de vulkanen en wordt aan de noordkant begrensd door een lava-dam. Het water staat hier ongewoon laag. Chungará wordt ook gebruikt voor electriciteitswinning – een kleine smet op het verder ongerepte Lauca-natuurreservaat.
Tijd om terug te keren naar Parinacota. Dat lijkt eenvoudig, maar niets is minder waar. Pas om negen uur ’s avonds ben ik weer terug, na urenlang in het maanlicht stapvoets langs keien en rotsen te manoeuvreren. Zo wit als de huizen van Parinacota overdag zijn, zo donker is het dorpje nu.
Bij kaarslicht maak ik een maaltijd klaar in de schaars geoutilleerde keuken van de refúgio. Het is hier uitgestorven. Alle andere trekkers zijn inmiddels vertrokken, alleen Pedro is er nog. De electriciteit laat het afweten, net als gisteren overigens. Ik wijs plagend naar de lampen aan het plafond. Hij grijnst: “mañana”. Jaja, dat zal best. In Zuid-Amerika kent men twee standaard-antwoorden: no problema en mañana. Vrij vertaald: er is helemaal geen probleem en als dat er toch wel is, dan zullen we maar hopen dat het morgen is opgelost.
Pedro’s optimisme heeft evenwel zijn grenzen. Als ik op een ochtend informeer of een beklimming van de Volcan Parinacota mogelijk is, dan is hij resoluut: niet doen. Dan maar een andere top ten noorden van Parinacota: de Cerro Guaneguane, met zijn 5100 m ook bepaald niet voor de poes. Zou ik op die top niet een schitterend uitzicht hebben op de tweelingvulkanen? Vooruit. Volgens de reisgids van Lonely Planet duurt de beklimming vier uur. Vergeet het maar. De ijle lucht speelt nadrukkelijk parten en pas na zes uur ben ik tot vlak onder de top genaderd. De laatste meters zijn vrijwel onbegaanbaar door het vulkaanzand. Bovendien staat er een loeiharde wind. Verder gaan is onverantwoord.
Corridors
Tijdens de afdaling krijgt het uitzicht meer tijd om tot me door te dringen. De spaarzame wolken hangen als aureolen boven de bergtoppen. Maar de werkelijke charme van het Lauca-park zit vooral in het kleingoed. Zoals de llareta, een felgroene mosachtige maar keiharde vegetatie, die gewoon bovenop de rotsen groeit, zelfs op deze duizelingwekkende hoogte. Verder naar beneden lopen kleine stroompjes over de vlakte rond Parinacota. De stroompjes worden omgeven door groene grazige corridors en monden uit in bofedales, uitgestrekte zompige grasweiden die door llama’s worden bevolkt.
Een van die stroompjes is het begin van de Rio Lauca, die in dit park ontspringt en richting de Boliviaanse hoogvlakte stroomt. Zoals zovele rivieren die de grens oversteken is ook de Rio Lauca een bron van internationale conflicten. Uit onenigheid om de verdeling van het rivierwater verbrak Bolivia in 1963 zelfs alle diplomatieke contacten met Chili. Het is nooit meer helemaal goed gekomen tussen de twee buren.
Mijn verblijf in Lauca heeft gelukkig een betere afloop. Na een snelle afdaling komen de witte huizen van Parinacota weer in zicht. Ondertussen nadert de zon de horizon en breken de mooiste uren van de dag weer aan. Het spel van licht en schaduw kan beginnen.
Laatste reacties