Geschiedenis


Siddharta Gautama

Aan de wieg van het boeddhisme stond Siddharta Gautama, geboren omstreeks 563 voor Christus in het noorden van India. Siddharta groeide op in een paleis als een bevoorrechte vorstenzoon en leefde aanvankelijk totaal afgeschermd van het harde leven van alledag. Volgens een legende veranderde zijn leven na vier uitstapjes. Op de eerste drie werd hij geconfronteerd met achtereenvolgens een gebrekkige oude man, een ernstig zieke en een lijk. Na het zien van al deze pijn en ellende zette Siddharta een punt achter zijn leven van weelde en zekerheid. Op de vierde reis leerde een monnik hem hoe in afzondering te leven.

Boeddha

Siddharta verliet het paleis toen hij 29 jaar oud was. Jarenlang leefde hij in een bos en hield zich uitsluitend bezig met meditatie. Na zes jaar bereikte hij de Verlichting en als Boeddha besteedde hij de rest van zijn leven met het verkondigen van zijn inzichten en het opleiden van monniken.

Asoka

Pas eeuwen later begon het boeddhisme zich buiten Noord-India te verspreiden. Dit gebeurde vooral dankzij Asoka, leider van de Magadha, een van de oudste koninkrijken in het zuiden van Azië. Op het hoogtepunt van de Magadha, omstreeks 257 voor Christus, werd Asoka praktiserend boeddhist.

Asoka nam de verspreiding van het boeddhisme voortvarend ter hand. Missionarissen werden naar naburige gebieden gezonden, zoals de Kashmir, de Himalaya, Myan-mar (voorheen Birma) en elders in India. Asoka’s zoon leidde een missie naar Sri Lanka (voorheen Ceylon) en bekeerde de koning aldaar tot het boeddhisme. Als gevolg hiervan heeft Sri Lanka waarschijnlijk de langste aaneengesloten boeddhistische traditie.

China, Korea en Japan

In de eerste eeuw na Christus verspreidde het boeddhisme zich verder via handelsroutes van Noord-India naar China. Daar ontwikkelde het boeddhisme zich in enkele eeuwen tot een belangrijke religie: boeddhistische teksten werden vertaald in Chinese dialecten en uiteindelijk mochten Chinezen ook boeddhistische monnik worden. Ook in Korea (vierde eeuw) en Japan (zesde eeuw) kreeg het boeddhisme invloed, maar het verdween tegelijkertijd weer uit India, het geboorteland van Boeddha.

Zen

In China vermengde het boeddhisme zich met het taoïsme en ontstond Ch’an, later verbasterd tot zen. Zen beleefde daar zijn glorietijd tussen de zevende en twaalfde eeuw. Rond 1190 waaide het over naar Japan. Pas na 1900 kwamen de eerste zenleraren naar het westen.

© Wessel Zweers, Laterna Media - fotografie: Alexandre Duret-Lutz