Stromingen


Het boeddhisme heeft tegenwoordig ruim 300 miljoen aanhangers, al is het precieze aantal moeilijk te schatten. Het boeddhisme vereist namelijk geen exclusieve toewijding; veel boeddhisten houden er ook een andere (oosterse) godsdienst op na.

De twee hoofdstromingen: Hinayana en Mahayana

Omstreeks het begin van de christelijk jaartelling splitste het boeddhisme zich in twee verschillende stromingen: het Hinayana (het ‘mindere voertuig’) en het Mahayana (het ‘grote voertuig’). Globaal gesproken is het Hinayana de traditionele en conservatieve stroming van het boeddhisme, terwijl het Mahayana meer de liberale en progressieve kant opging.

Hinayana: traditioneel

De aanhangers van het Hinayana streven ernaar zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke leer van Boeddha te blijven. Daarvoor doen ze afstand van hun aardse bezittingen, worden ze monnik en zijn ze full-time bezig met introspectie en meditatie. De kloostergemeenschap speelt een overheersende rol.

Binnen het Hinayana onderscheidt men 18 sekten of scholen. Daarvan bestaat er nu nog maar één: het Theravada. De andere sekten verdwenen omstreeks 1200 na Christus, toen de moslims binnenvielen en zich over Noord-India verspreidden. Tegenwoordig komt het Theravada vooral voor in de landen Cambodja, Zuid-Korea, Myanmar (Birma), Laos, Sri Lanka en Thailand.

Mahayana: liberaal

Het Mahayana-boeddhisme is minder strikt. Deze tak komt voor in Tibet, Mongolië, China, Japan en Vietnam.

Mahayanisten passen de ideeën van het Hinayana toe op praktische zaken als onderwijs en het helpen van anderen. Het uitgangspunt van het Mahayana is dat alle levende wezens op zoek zijn naar geluk. Zij zijn groter in aantal en belangrijker dan één individu. Niet alleen monniken en nonnen, maar ook leken kunnen praktiseren en zich uiteindelijk van lijden bevrijden.

Het Mahayana kan weer worden onderverdeeld in:

  • Tibetaans boeddhisme (Tibet),
  • Zen-boeddhisme (Japan, Zuid-Korea),
  • Chinees boeddhisme (China, Zuid-Korea, Singapore)
© Wessel Zweers, Laterna Media - fotografie: Alexandre Duret-Lutz